Schriftlezingen: Ps. 47, Lc. 24:44-53, Hand. 1:1-11 – tekst: Hand. 1:9
Afscheid nemen van iemand is moeilijk, vooral als diegene dicht bij je staat. Soms heb je een heel leven met iemand geleefd, misschien je man of je vrouw. Je bent met elkaar verbonden geraakt, met elkaar verweven.
Maar je kunt ook verbonden zijn met een goede vriend, een fijne collega, een familielid op wie je gesteld bent. Maar soms worden dierbare banden verbroken. Dat kan als iemand overlijdt. Al is de overleden persoon nog wel in je gedachten, de fysieke band is verbroken. Je kunt elkaar niet meer aanraken, niet gezellig een kopje koffie meer drinken of gezellig samen eten.
Het kan ook zijn dat een geliefde verhuist, naar een plaats ver weg, misschien over de oceaan. Je kunt elkaar misschien nog wel ontmoeten, maar niet zo vaak meer als vroeger. En dat kan pijn doen.
Vroeger gingen mensen emigreren naar een ver land, bijvoorbeeld Amerika of Canada. Je vertrok dan met de boot vanuit Rotterdam. Aan de kade werd afscheid genomen van familie en vrienden. Menige traan vloeide er. Je dacht dat elkaar nooit meer zou terugzien.
Of iemand moest om politieke redenen zijn of haar vaderland verlaten. De situatie werd penibel, je kon opgepakt worden, in de gevangenis verdwijnen, gemarteld worden. En daar vertrok je dan, met een koffer in je hand. Je wist niet of je je vader en moeder, broers en zussen, familie, ooit nog terug zou zien.
Ja, afscheid nemen doet pijn.
We lezen in Handelingen 1 dat Jezus voorvoelde dat Hij afscheid moest nemen van zijn discipelen. Maar vóór Hij van hen wegging, wilde Hij hun toch nog iets meegeven. In de veertig dagen na zijn opstanding verscheen Hij hun herhaaldelijk en Hij sprak met hen over het koninkrijk van God. Dat was de grote belofte. Er zou een rijk aanbreken van vrede en gerechtigheid. Er zou en tijd aanbreken, dat er geen oorlog meer was, geen geweld, geen haat. Er zou een tijd aanbreken van liefde onder de mensen en God zou onder hen wonen. Zo bemoedigde Jezus zijn discipelen. Want ook zij leefden in een wereld van oorlog en geweld.
We weten niet of zij wisten dat Jezus gauw van hen zou heengaan. Misschien kwam het afscheid toch wel erg onverwacht, maar misschien hebben ze het ook wel aangevoeld.
Maar in zijn woorden geeft Jezus wel aan dat Hij gauw zou heengaan. Maar Hij geeft hun een opdracht mee. Ze moeten in Jeruzalem blijven en wachten op grote dingen. Al eerder heeft Jezus erop gehint: de uitstorting van de Heilige Geest. Als Hij er niet meer zal zijn, zullen ze gedoopt worden met de Heilige Geest. Nee, het afscheid zal niet voor altijd zijn. Door zijn Heilige Geest zal Jezus met zijn discipelen zijn. Door de Geest zal Hij wonen in hun hart. Door de Geest zal Hij hen inspireren en bemoedigen. Nee, Jezus laat zijn discipelen niet met lege handen achter.
Zo laat Hij ons ook niet met lege handen achter. Wij denken soms: Ik zou God zo graag willen zien, of Jezus zijn Zoon. Velen kunnen moeilijk geloven in een onzichtbare God. Dat is begrijpelijk. Maar er is meer dan zien alleen. We kunnen ervaren. We kunnen de Heilige Geest in ons leven ervaren. We mogen openstaan voor de werking van de Geest in ons leven en in de wereld. Als we daar niet voor openstaan, sluiten we het werk van de Geest af. Dan gebeurt er niets.
Dat geldt voor ons persoonlijk, maar ook voor ons als kerk. Als persoon mogen we biddend openstaan voor de Geest, dat Hij ons inspireert en bemoedigt, dat Hij ons vrijmoedigheid geeft om te getuigen van ons geloof, in een omgeving waarin zo weinig mensen God nog maar kennen.
We mogen ook als kerk voor de Geest openstaan. We doen dat misschien toch te weinig. Kerst en Pasen vieren we uitbundig, maar Pinksteren? Dan genieten we vaak van de vakantie. We zijn op de camping of elders. Maar de uitstorting van de Heilige Geest vieren…?
Als kerk mogen we ons geroepen weten door de Geest om in woord en daad te getuigen van Gods koninkrijk. We voelen ons soms bezwaard om dat uitbundig te doen. We zijn vaak geen mensen die getuigen van hun geloof, die hun zielenleven blootgeven aan anderen. We houden dat het liefst voor onszelf. Maar als niemand nog praat over zijn of haar geloof met anderen, hoe zullen anderen dan weten van God en zijn rijk, van Jezus en hun redding?
Maar de discipelen begrijpen Jezus verkeerd. Ze denken dat er grote politieke veranderingen gaan plaatsvinden. Ze denken dat Gods koninkrijk in politieke zin zal aanbreken. ”Gaat U dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?” vragen ze Jezus. Misschien zijn ze geïnspireerd door Psalm 47. We hebben die zojuist gelezen. Psalm 47 is een van de troonsbestijgingspsalmen. God wordt daar getekend als een koning die zijn troon bestijgt en zal heersen over de wereld. “Onder gejuich steeg God omhoog, de Heer steeg op bij hoorngeschal”, lezen we daar.
Maar Jezus gaat niet rechtstreeks in op de vraag van de discipelen. Hij zegt: “Het is niet aan jullie om dat precies te weten, over het hoe en wanneer”. Ja, we zijn soms nieuwsgierig en willen precies weten op welk punt van de geschiedenis we zijn, wanneer Jezus zal terugkomen, wanneer zijn koninkrijk aanbreekt.
Maar Jezus geeft zijn discipelen wel een opdracht me. Ik zei het al. De Heilige Geest zal over hen komen. De Geest zal rijkelijk worden uitgestort. Hij hint op Pinksteren, het feest van de Geest bij uitstek. Dan zal het gebeuren. Dan zullen de discipelen kracht ontvangen. Waarom?
Om getuigen te zijn van Hem, in heel de wereld - te beginnen bij Jeruzalem, dan in Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de wereld. Jezus trekt concentrische cirkels. De cirkel wordt steeds wijder. Iedereen mag horen van zijn geweldige boodschap, zelfs Rome, de zetel van de macht. Waarschijnlijk wordt met de uiteinden van de wereld Rome bedoeld. Voor de discipelen lag die stad ver weg, aan het einde van de wereld.
Het is een geweldige opdracht die Jezus zijn discipelen en ook ons geeft. Getuigen van Hem, niet op een heersende en dwingende wijze, maar bescheiden, omdat het komt uit ons hart. “Waar het hart vol van is, vloeit de mond van over”. Zo zou het moeten zijn, niet om de ander weg te drukken met zijn vragen en twijfels, maar wel met een eerlijk getuigenis.
En dan lezen we in onze tekst van vanmorgen: “Toen Hij dit gezegd had, werd Hij voor hun ogen hooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze Hem niet meer zagen”. Ja, het afscheid is gekomen, toch nog plotseling. De discipelen zien het gebeuren, met open mond staren ze omhoog. Ze zien een wolk. Die onttrekt Jezus aan hun ogen.
Ja, de hemelvaart van Jezus is een mysterieus gebeuren, maar ook een gebeuren vol symboliek. In de Bijbel is een wolk ook het teken van de aanwezigheid van God. Denkt u maar aan de uittocht uit Egypte. God ging de Israëlieten in de woestijn voor in een wolk. De wolk was het teken van zijn aanwezigheid. Hij leidde hen en bewaarde hen, op weg naar het beloofde land.
Dat Jezus zijn discipelen niet in de steek laat, blijkt ook uit het feit dat de discipelen twee engelen zien. Ze zijn de boodschappers van God. Ook hier hebben ze een boodschap. Dit afscheid is niet voor altijd, er zal een weerzien zijn. Eens zal Jezus terugkomen.
Waarom zal Hij terugkomen? We belijden: Om te oordelen de levenden en de doden. We belijden: Om zijn koninkrijk van vrede en gerechtigheid definitief te vestigen.
En wat is Jezus’ taak tot die tijd? We belijden: Hij zit aan de rechterhand van God om mee te regeren. We belijden: om een plaats voor ons klaar te maken in het hemelse vaderhuis. Want dat mag onze bestemming zijn. We mogen Hem ontmoeten in dat vaderhuis. Nee, Jezus’ afscheid is niet voor altijd. Er is hoop, er is toekomst. We staan niet met lege handen.
Ik zei aan het begin van de preek: ”Afscheid nemen is moeilijk. Menige traan vloeit”. We maken het allemaal mee. We zijn mens.
Maar hoe reageren de discipelen? Verslagen? Aangeslagen? Nee, we lazen in Lucas 24 heel iets anders: “Ze keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem. Ze waren voortdurend in de tempel, waar ze God loofden”. Maar waren de discipelen dan geen mensen van vlees en bloed, zoals u, jij en ik? Rouwen ze niet?
Natuurlijk waren ze mensen, maar ze waren vol van het geloof, van God, van Jezus, van de Geest. Ze vertrouwden op de beloften van Jezus, dat Hij zou terugkomen, dat zijn koninkrijk eens zou aanbreken, dat ze kracht zouden krijgen om daarvan te getuigen.
Kracht en moed, dat hebben we als gelovigen, als kerk nodig om te getuigen van onze Heer die naar de hemel gevaren is, maar zal terugkeren. We mogen daarvan getuigen in een omgeving van mensen wier leven vaak leeg is. We zijn gevangen in een ratrace, het moet steeds sneller, we moeten steeds meer presteren. We moeten steeds meer kopen, maar is dat nu alles? Nee, er is meer. Er is een houvast, een toekomst, want het afscheid van Jezus is niet voor altijd!

Maak jouw eigen website met JouwWeb